Interview voor Zorg+Welzijn: meer minderjarigen veroordeeld

Interview voor Zorg+Welzijn: meer minderjarigen veroordeeld

Steeds minderjarigen worden veroordeeld voor moord, doodslag of een poging daartoe. Vakblad Zorg+Welzijn vroeg ons hoe dat komt en hoe je het kunt helpen voorkomen. In het interview dat Jeroen Wapenaar met ons hield, leggen we uit hoe we er tegenaan kijken.

Minderjarigen vaker veroordeeld voor moord en doodslag: wat moet er beter?

Het aantal minderjarigen dat is veroordeeld voor moord, doodslag of poging daartoe is verdubbeld. Hoog tijd dat sociaal professionals zorgvuldiger signaleren rond jongeren in kwetsbare situaties, zeggen buddycoach Aziz Akhath en sociaalwetenschapper en journalist Merel van Dorp van trainingsbureau Risiscoop.

In 2019 werden bijna twee keer zoveel minderjarigen veroordeeld voor moord, doodslag of een poging daartoe als in 2016. In 2019 ging het om 49 minderjarigen, in 2016 om 26. Tot en met november werden in 2021 46 kinderen van 12 tot 17 jaar hiervoor veroordeeld. Dit blijkt uit cijfers van alle Nederlandse rechtbanken die RTL Nieuws opvroeg. Kinderrechters, reclasseringsmedewerkers en andere deskundigen deelden hun zorgen hierover.

‘Slechts een enkeling betuigt spijt’

Aziz Akhath, jarenlang pedagogisch medewerker in een jeugdgevangenis en inmiddels zelfstandig buddycoach, is niet verbaasd over de cijfers. In 2015 waarschuwde hij toenmalig staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven al. ‘Ik zei: let op, de jongeren worden steeds harder. Hetzelfde heb ik in 2019 persoonlijk tegen Hugo de Jonge gezegd.’

Van de vele tientallen jongeren die hij door de jaren heen begeleid heeft en die zware delicten zoals moord of doodslag hebben begaan heeft slechts een enkeling spijt betuigd, zegt Akhath. ‘En dat zijn jongeren waar niet alleen ik maar ook anderen veel tijd en aandacht in hebben gestoken.’

Realistisch zijn

We moeten realistisch zijn, wil Akhath maar zeggen: moord, doodslag of een poging daartoe door een minderjarige is lang niet altijd te voorkomen. ‘In groepen waarin zij zitten is zo’n zwaar delict plegen ontzettend goed voor je status. De verleidingen zijn enorm, met bijvoorbeeld het verheerlijken van wapens op sociale media. En als je geen empathie hebt, verander je waarschijnlijk niet.’

Jeugdgevangenis anders inrichten

Tegelijk zijn jonge kinderen van dertien of veertien jaar vaak nog wel te kneden, maar dan moeten meerdere zaken anders, benadrukt Akhath. ‘Allereerst de jeugdgevangenis zelf, die schrikt niet af. Jongeren zeggen tegen mij dat die plek nu voelt als thuiskomen. Ze zien het als een soort buurthuis of zelfs een speeltuin.’

Jongeren zouden in een jeugdgevangenis waar mogelijk beter gescheiden moeten worden, niet zoals nu de first offenders en zware criminelen bij elkaar, zegt Akhath. ‘Die first offenders kijken tegen de zware criminelen op en leren van hen. Telefoonnummers worden meteen uitgewisseld en vriendschappen zijn snel geboren. De jeugdgevangenis wordt daarmee een leerschool om hogerop te komen.’ Jongeren die echt willen zouden meteen bij elkaar gezet moeten worden, vindt Akhath. ‘Voor een jongere die zich voortdurend niet aan afspraken houdt zou tbs vaker een overweging mogen zijn.’

Beter luisteren naar signalen professionals

Bovendien moet meer ingezet worden op mogelijkheden voor werk en opleiding als een jongere weer de cel uit mag, zegt Akhath. ‘Veel jongeren kiezen ervoor hun straf letterlijk uit te slapen. Dan moeten professionals in de jeugdgevangenis dus nog vaker het gesprek aangaan over wat ze willen betekenen voor de maatschappij. Dat gebeurt nu onvoldoende, mede omdat de professionals die wel hiervoor pleiten niet gehoord worden. Overheden moeten veel beter luisteren naar de signalen over risico’s die deze professionals delen. Gebeurt dat niet, raken we meer jongeren kwijt.’

Bij lichte vergrijpen zou een ‘stevig gesprek’ met een jongere (ook) kunnen helpen, vertelde Aziz Akhath eerder aan Zorg+Welzijn. Maar dan moet je wel de juiste gesprekstechnieken gebruiken. In dit artikel geeft hij een goed voorbeeld. ‘Ik heb zoveel jongeren kapot zien gaan.’

Knoppen om aan te draaien

Binding met de maatschappij helpt delinquent gedrag voorkomen, voegt journalist en sociaalwetenschapper Merel van Dorp toe. Zij en Akhath geven onder de naam Risiscoop SKJ-geaccrediteerde trainingen om professionals en beleidsmakers meer inzicht te geven in de jeugd en jeugdcriminaliteit. ‘Als jongeren mensen in hun omgeving niet willen teleurstellen, een bijbaan of school belangrijk vinden, en zich betrokken voelen bij de samenleving, helpt dat onwettig gedrag voorkomen. Dit zijn dus belangrijke ‘knoppen’ om aan te proberen te draaien. Zoek het talent van een jongere en zet daarop in.’

Band tussen jongeren en familie

Van Dorp: ‘Als jongeren minder binding met hun ouders en familie voelen, kunnen zij verbinding zoeken buiten hun gezin. Omdat tijdens de puberteit de omgang met en invloed van leeftijdgenoten belangrijker wordt, is de kans groot dat zij veiligheid en verbondenheid zoeken met leeftijdgenoten. Dat kan in één-op-één-vriendschappen, of in groepen – ook problematische groepen. Het is dus belangrijk om als docent, sporttrainer of hulpverlener te kijken of je de band tussen jongeren en hun familie kunt bevorderen – mits familieleden geen negatieve invloed hebben natuurlijk.’

Out of the box denken

Als sociaal werker moet je om deze jongeren nog te kunnen kneden de straatcultuur goed kennen, en bereid zijn juist in de avonden en de weekenden contact te maken met jongeren, zegt Akhath. ‘Ik haal ze op, laat ze in de auto naar muziekclips luisteren en ga vervolgens het gesprek aan over de risico’s van wat in die muziek verheerlijkt wordt. En ik discussieer met ze aan de hand van krantenberichten over moord- en doodslag. Out of the box denken is heel belangrijk. Op LinkedIn plaatste ik een oproep voor een baan van een cliënt. Veel werkgevers zijn huiverig, dus het is vaak een lange zoektocht naar werk voor zo’n jongere. Op deze oproep reageerde tientallen werkgevers.’

Doorvragen

Naast sociaal werkers kan ook de rest van de omgeving rondom de jongere veel betekenen voor preventie van risico- en kwetsbare situaties, zegt Van Dorp. ‘Doorvragen is ontzettend belangrijk. Een ouder vraagt wel waar de jongere geweest is, maar niet waar hij online was. Laat ze jou uitleggen wat ze doen op internet, wat ze leuk vinden en wie. Een docent kan vragen naar de aspiraties van de jongere. Waar wil je zijn over tien jaar? Wil je een huisje, een leuke vriendin, kinderen? Hoe kom je daar dan? En wat kan ervoor zorgen dat je daar niet terechtkomt. Zo kan een trainer een jongere complimenteren met zijn mooie trainingspak, dat kan een aanleiding zijn voor een gesprek.’

Welke oorzaken samenhangen met antisociaal en agressief gedrag lichtte Merel van Dorp toe in drie delen voor een speciale serie voor Zorg+Welzijn.

Andere jongeren voelen zich onveilig

Ook niet vergeten: de jongeren in een wijk die zich onveilig voelen door het geweld. Van Dorp: ‘Voor de kans om slachtoffer te worden van geweld en criminaliteit maakt het uit in welke buurt een jongere opgroeit. Dit weten we uit Amerikaans en Europees onderzoek. Dat heeft ook te maken met de perceptie van jongeren zelf over hun buurt en met hun manier om met de risico’s in hun buurt om te gaan. Recent Nederlands onderzoek in de multi-etnische buurten met een sociaaleconomisch lage status, in Chicago en Rotterdam, laat zien dat jongens in een groep optrekken om zich veilig te voelen in de buurt. Maar daardoor voelen meiden en andere groepen jongens zich juist bedreigd.’

Positieve manier bezighouden

Van Dorp herkent dit uit eigen onderzoek in Rotterdam vorig jaar, waar een vwo-scholier slachtoffer werd van geweld, terwijl hij zich helemaal niet bezig hield met straatcultuur. ‘Sindsdien voelde hij zich knap onveilig in zijn eigen wijk als hij een groepje jongens zag,’ vertelt ze. ‘Een oplossing kan zijn om groepen jongeren op een positieve manier bezig te houden. ‘Daarom is het zo jammer dat er nauwelijks meer buurthuizen zijn, waar jongeren kunnen rondhangen met een volwassene in de buurt – een  jongerenwerker – met wie ze wat mee hebben.’